(1) Jan Breman, “Koloniaal profijt van onvrije arbeid – Het Preanger stelsel van gedwongen koffieteelt op Java”, Amsterdam University Press 2010; “… een versnelling van het kolonisatieproces in de Preanger. Van nog groter gewicht was de inrichting van de bezette ruimte op basis van territorialimiet. hogere en lagere hoofden waren niet langen elkaars rivalen in de strijd om macht. Zij kregen een ambtsgebied toegewezen waarin zij zich als hermochten of zelfs moesten gedragen, met aanspraak op schatplichtigheid van alle inwoners, maar met het voorbehoud dat zij daarbuiten gen rechten op onderhorigheid konden doen gelden. ….. Territorialisering van het bestuur en sedentarising van de boerenbevolking onder hiërarchisering van de maatschappelijke verhoudingen kregen een krachtige impuls toen de Compagnie als hoogste machtshebber, en als zodanig erkend door de aan haar onderworpen regenten, welke beslag gingen leggen op producten en arbeid van de boerenbevolking. … Door vast te houden aan het al direct gevestigde handelsmonopolie ontbrak het de boen aan elke onderhandelingsruimte. De uitschaking van het marktmechanisme wed geëffectueerd door buitenstaanders, en Chinezen in het bijzonder, de toegang tot het gebied te weigeren. ….. De onvolkomen greep onder de boerenbevolking, gemedieerd door het inheemse kader, laat zich afleiden uit het uitermate grillige verloop van de koffieleveranties tussen 1721-1800. Uit de productiestaat over deze periode, gebaseerd op opgaven voor De Haan bijeengebracht, blijkt dat pas tegen het einde van de achttiende eeuw een zekere mate van stabiliteit optrad en de periode van de wildste fluctuaties achter de rug was ….. De hiërarchisering van het bestuur op basis van het principe van territorialiteit versterkte de greep op de bevolking en haar productievermogen. Sedentariasatie, zoals geconstateerd, vergemakkelijkte de onderwerping aan de boerenmassa aan het koloniale belastingregime. …..
(2) Passim: De binding van de boeren aan grond, de verplichte inschakeling van de bevolking in de teelt van exportgewassen, het verbod om de woonplaats te verlaten of de dienstbaarheid naar en andere patroon over te brengen, de opsluiting van hoofden in diverse rangen in een gestroomlijnde bureaucratische hiërarchie al deze regelingen beloofden hetzelfde doel: tribuutverhoging …… Aldus werd het dorpshoofd, terzijde gestaan door enkele medewerkers, tot zwaartepunt van de landrente-administratie gemaakt in afwachting van een regeling die zich tot de individuele boer zou uittrekken. ….. De voortzetting van wat in wezen het koffieregime van de Compagnie was geweest leverde niet de grote baten op waaraan Raffles behoefte had. Als oorzaak voor de teleurstellende uitkomsten noemde hij zelf dat de kosten van productie tot en met de aanvoer van de markt ruim twee keer zo hoog waren als de verkoopprijs in de afgelopen jaren had bedragen. Hij voegde hier nog aan toe dat de planter voor zijn arbeid een onredelijk lage vergoeding kreeg. Het is een wanwijzing voorde gigantisch prijsopdrijving die plaatsvond vanaf het moment van aflevering in de gouvernementspakhuizen tot de aankomst van de koffie in de kusthavens. De opslag kwam, zo mogen we concluderen, bijna uitsluitend in de zakken terecht van een reeks van inheemse en Europese bemiddelaars. … Wie zich in de affaire verdiept, komt al snel tot de conclusie dat naast de slechte staat van ’s lands kas ook eigen baat van de gezaghebbers en een kring van vertrouwelingen de drijfveer van deze speculatieve handel is geweest. …..’Het is zoo … dat de Javanen in de preanger Regentschapen zeer weinig behoeften kennen, dat zij aan de vastgestelde nu betaald wordende prijs gewoon zijn, dat een vermeerdering van prijs bij vele, ja bij de meesten niets bij tot de bevordering die de teelt zou uitwerken, maar dat in tegendeel sommigen, zonder dat zij in dat geval dezelfde gelden, die tot hunne behoeften genoegzaam zijn voor een mindere hoeveelheid koffie verkrijgen kunnen zich bij de opbrengst van dat mindere zullen bepaalden niet dan met moeite tot meer productie kunnen aangezet worden. [Ottow 1937]’ // Het was een vrome verwoording van het oneconomische gedrag toegeschreven an de inheemse producent die in later tijd tot een koloniaal dogma uitgroeide, de inverse elasticiteit van vraag en aanbod, door Boeke als leerstuk in zijn theorie van de dualistische economie opgenomen.. ….. () Pasim: [P. Engelhard] ‘Het Belang van het Moederland vordert ‘den Javaan steeds te houden in deze voor ons zo voordelige sluimering, welke hem belet zijn eigen krachten te leren kennen, of te gevoelen dat hij buiten ons gelukkige zou kunnen zijn.’ In zijn Memorie van 15 april 1805 zegt Engelhard: ‘het zou de vraag nog zijn, of een verder toenemende beschaving van de Javaan wel in het belang zou zijn van het Vaderland’. [de Haan IV 1912] ….. De beslissing van het herstelde Nederlandse gezag in 1815 om vast te honden aan de door Raffles ingevoerde grondbelasting als hoeksteen voor het koloniale beleid, maar in de Preanger regentschapen een daarvan afwijkend stelsel in stand te laten, kwam vort uit de wens tot voortzetting van de koffieproductie op de oude voet en de verdere uitbreiding ervan met het oog op de grote vraag naar dit consumptieartikel in de Atlantische wereld. In 1818, slecht s een paar jaar na het herstel van het Nederlandse gezag, was de koffieprijs gestegen tot meer dan het dubbele van het bedrag dat een pikol in 1815 had opgebracht [Van Deventer 1891]. De stevige concurrentiepositie op de uitdijende wereldmarkt opgebouwd, stond borg voor een gouden toekomst van de zwarte bonen. Toen in 1822 het gebruik in de wereld to 225.000 ton was opgelopen, leverde Nederlands-Indië 100000 ton van dit Total [Wild 2004]. Bi de helft dus en het overgrote deel daarvan kwam uit de Sonda hooglanden.”
——————————
(3) J.H. Boeke, “Indische Economie – I De theorie der Indische Economie”, H.D. Tjeenk Willink & Zoon 1947; “From the foregoing it can be inferred that these dualistic marks will show some general characteristics. Since, as stated at the outset, the dualistic market is Western, there is in the first place the question of the distance on which the Eastern part of this market stands. Distance here does not only mean geographically and in how many companies sense. That means it requires a long, often multiple intermediary link, so costs, and therefore price differences. The seducers, real estate agents [banktik, tangkoelk], transporters, processors and distributors of the population product; the middlemen, forwarders, shopkeepers and peddlers of the imported goods; the shipyard geniuses, mandoers, lau-kehs, tandils, overseers and foremen and the shipyard organizations for the emancipation and guidance of the indigenous labor forces; the greater and waiter people's banks and their representatives, the moneylender, who bring the wisecrackers' money into the desa, a which forces must be paid, and these payments are passed on the weakest party in the exchange, the Eastern party. The lower this intermediary descends, the more oppressive it becomes, for as the absolute volume of the transactions decreases, the higher the percentage that is placed on it to serve as a conviction. the warong holders, buyers, money lenders who have to work a whole day to convert a capital of up to a guilder or ten, cannot live outside a wide margin for even a highly separated existence. This is unjustly usury, the hard-earned wages. ...
(4) Passim: Another phenomenon of the dualistic exchange dealer closely related to the above characteristic is market fragmentation. This conception also relates exclusively to the eastern side of that traffic and, in the end, means that the eastern group does not comply with the demands of the marketter. The market is always a mass phenomenon, since competition is hampered, the market becomes imperfect. such impediments are stringing in Western society an increasing, overhauled meaning; they present themselves as monopoly compliance, entrepreneurial organization, government involvement, colecieving, order and self-sufficiency. however, they may also have been born unintentionally from the circumstances and position of the parties. It is understandable that the barriers on the eastern side are exclusively of the latter kind. the oracles are again the same as those enumerated in dealing with the question of distance; the fragmented supply and the fragmentation question, the ignorance of the market price, the limited mobility of people and goods, which applies in particular to labor and agricultural products, the economic weakness of the members of this group, which makes them envious that all transactions are are pocket-sized, that cannot be taken advantage of from mass transport, that only restores the relationship between supply and demand. / This market fragmentation will also show itself over time, because the same causes also work over time. It is then advisable to set aside only that of preservation after transport, for the factor of the limited mobility of life by day called life. ...
(5) Passim: A third characteristic is the lack of competition, Alfred Rühl rightly associates this characteristic with the lack of individualism. the individual only feels part of the group, of the village or tribal community, is absorbed in that community. And rents out his labor power as a group, both in agricultural and industrial labor, to the fellow villager as well as to the enterprise. // As the fourth and last characteristic of the dualistic markets, I would also like to point out the limited sensitivity of the Eastern grip to the level of price and wages, which is already partly contained in the lack of any spirit of communication mentioned as the third characteristic. everyone grants another a better price, a higher wage completely, and one does not have to worry about what caused that advantage, and to what extent it could also be accessible to others. One seems to feel comfortable in a service relationship higher than the wages one earns in it. In addition, the pecker, which imposes price rises on the supply, has an extremely weak effect in the Eastern world. Western entrepreneurs are already aware of this and have adjusted his policy to it. Meyer Ranneft reports in 1912 as a fact of experience, that if the need for coolies increases, the oil wages are not awarded to the yard agents. If the market price of the kosok [dried leaf tobacco] rises, the indigenous tobacco growers in Lemmenjangdar do not use it to increase their price, but only the number of buyers increases, as their business becomes more profitable, and when [in the good time of the sugar] the sugar manufacturer wanted to increase his reit-area, then he did not increase the hourly price, but tried by means of generosity with advances to bind a larger number of landowners to land rent. "