Vervreemding, Film

(1) Angelika Voigt, “En philologischer Raumbegriff  im Kontext von Medienwissenschaft und Medienpädagogik” Königshausen & Neumann; “De Matrix genereert als computerprogramma een virtueel leven, dat de verslaafde mensen, die in de Matrix als gevangen zijn, voor hen ‘echte’ leven houden. Zij is in zoverre een simulatie als door Jean Baudrillard’ beschreven en gevreesd werd. In ‘de symbolische ruil en de dood’ vertegenwoordigd Baudrillard de these, dat na het tijdperk van de ‘Imitatie’ nu het tijdperk van de ‘simulatie’ gekomen zou zijn, welke door de verwisselbaarheid van tekens en werkelijkheid gekentekend is. Wanneer zich de tekens loslaten van datgene wat ze benoemen, worden zij in toenemende mate ‘referentieloos’. Zijn simulatiethese, op welke overigens in ‘The Matrix’ direct aangespeeld werd, radicaliseert Baudrillard zelfs , indien hij beweert dat de verwijsfunctie van het teken volledig in het luchtledige zou overgaan, de tekens zouden slechts nog zuiver doel op zichzelf zijn, bij de oprechthouding van de maatschappij. De werkelijkheid zou daardoor dus op de weg, door een zuivere simulatie vervangen worden. Derrida pointeert deze these quasi, wanneer hij over het Spoor schrijft: ‘daar het spoor geen wezen op zich is, doch het simulacrum van een wezen, dat zich oplost, verschuift, verwijst, eigenlijk niet plaatsvindt, behoort het uitdoven tot haar structuur.’ // In ‘the Matrix is dit voor de verslaafde maatschappij reeds het geval, want het door de Matrix gesimuleerde leven bestaat niet meer buiten de Matrix. De mogelijkheid van een zo geaard ‘echt’ leven is voor de verslaafde mensen niet meer aanwezig. Slechts het leven als rebel is buiten de Matrix mogelijk. De voor de verslaafde mensen in de Matrix niet waarneembare werkelijkheid heeft zich volkomen veranderd, sinds de machines de heerschappij overgenomen hebben. Zij is, – zoals Morpheus aan Neo verduidelijkt  – een donkere en nachtmerrieachtige wereld van de eindtijd. De referentie van het door de Matrix gesimuleerde virtuele leven is een ’lege’ referentie, want het benoemde ‘echte’ leven bestaat niet meer. 

(2) Passim: Doch niet slechts op dit niveau problematiseert: ‘The Matrix’ de referencialiteit van tekens, want net zo versluiert verschijnt de gecodeerde voorstelling van de matrix op het computerbeeldscherm. De voorstelling van de gecodeerde Matrix laat een grote soortgelijkheid van voorstelling van afloopvervolgingen als trace zien. Dat betekent, het suggereert, dat de schrifttekens en symbolen de gecodeerde tekst van een tracing progamma zouden zijn, dat meldingen over bepaalde gebeurtenissen genereert en inde vorm van logdata optelt en dat daarmee mogelijk maakt, op deze gebeurtenissen te vervolgen. Er wordt dus gesuggereerd, dat de teksten eigenlijk voor niets anders zouden staan; zij zouden ten eerste staan voor een machinaal gesimuleerd leven en ten tweede, als tussenstap, voor een ongecodeerde, machinaal geproduceerde tekst [namelijk een lijst van meldingen [logdata]]. Dee tekst wordt in de film op geen enkele plek in ongecodeerde vorm zichtbar gemaakt, echter nadrukkelijk als mogelijkheid gethematiseerd en geïroniseerd, wanneer Cypher op de vraag van Nero verklaard, dat hij de Matrix altijd slechts gecodeerd zou bekijken, hij zag echter de code helemaal niet meer, hij zou slechts blondines, brunettes en roodharigen  zien. Eigenlijk is het de achter de versluiering aangenomen tekst, die voor de computergebeurtenissen in het vervolgen van bepaalde gebeurtenissen in de machinale productie van virtueel leven door de Matrix staat. Daar deze simulatie zoals beschreven eveneens ‘lege’ referenties voorstellen, gat het hier om een lange reeks van referenties en benoemingen, zonder echter ooit op het benoemde te refereren. Ook daarom zoude zich de gecodeerde voorstellingen van de materie op het beeldscherm als paradevoorbeeld voor het begrip van Baudrillard van de simulatie laten benoemen, met welke in de film, zoals gezegd, blijkbaar ‘gespeeld’ werd. // 

(3) Passim: een gedetailleerde visie van de tekenreeksen in de gecodeerde Matrix bevestigt dit evenzo, want de afzonderlijke gecodeerde cijfers, symbolen en schrifttekens zijn weliswaar op zich bekend, echter is hen gedenkenis niet uit te maken, Dat iets dat door benoemt iets mogelijkerwijze zelfs helemaal mankeert, laat ook de spiegelverkeerde [dus ruimtelijk opvallende] voorstelling van afzonderlijke cijfers en katanakana-schrifttekens vermoeden. De tekens laten door hen raadselachtigheid zien, dat ook schrifttekens en cijfers slechts in hen betekenisvolle samenhang gesteld zijn geven en dat zij eveneens slechts ertoe kunnen dienen, om voor de gek te houden. Slechts omdat cijfers naast elkaar staan, betekenen zij nog geen cijfers, reeksen letters worden niet automatisch woorden, en regels, die van boven naar beneden te lezen zijn, zijn nog lang geen Japanse tekst. Voor al deze gevallen hebben gebruikers van tekens conventies, context en interpretatie nodig. De interpretatie van symbolische tekens, dat wordt door de film geïmpliceerd, is gekenmerkt door onzekerheid, door gevoeligheid voor verstoringen de gemarkeerde voorstelling van de Matrix als reeks van tekens die dus ter zelfreflexie, want de hier zo handig ingezette tekens wijzen, door media georganiseerd, op hen eigen wezen als teksten en op hen eigen problematiek.”