Sociologie, Germanen

(1) Aaron J. Gurjewitsch, “Das Weltbild des mittelalterlichen Menschen”, C.H. Beck 1980; “In het Germaanse recht is de hoogte van het weergeld in de regel uitgedrukt in een bepaalde geldsom; deze som moest men, naar de voorschriften van het ‘recht’ om te oordelen, iedere keer betalen wanneer een analoge misdaad met een mens gebeurde – die tot de betreffende maatschappelijke categorie behoorde [adel, vrij, minder vrij]. Er bestaat echter reden om aan te nemen dat de hoogte van het weergeld in werkelijkheid nooit slecht op grond van de in de wetboeken gefixeerde schalen vastgezet werd. In ieder concreet geval werd een bepaalde waardering gedaan die de hoogte van het weergeld bepaalde. De principes, door welke de boeken zich lieten leiden, blijven onduidelijk. Het is aan te nemen dat het bedrag van de vergoeding in niet geringe mate door de wisselwerking der krachten en de maatschappelijke invloed der naar verzoening strevende geslachten afhing. De misdeelden streefden namelijk naar maximale compensatie. Doch in een reeks van gevallen stonden de personen die weergeld moesten betalen er op een hogere vergoeding te betalen. Deze op het eerste gezicht eigenaardige omstandigheid verklaart zich blijkbaar uit de bijzondere natuur van het weergeld en daaruit wat de mensen van hun tijd daaronder verstonden. De hoogte van het weergeld was een kenteken van de maatschappelijke toestand zowel van diegene die het kregen, als van van de betalenden – en daarom liet zich de hoogte van het weergeld een het sociale prestige van de individuen, families en geslachten zien. Dus stelde het weergeld niet slechts een vaak behoorlijk grote som voor, die men vaak als materiele compensatie voor de veroorzaakte schade dringend zocht. /

(2) Passim: Hoewel in de ‘volksrechten’ de hoogte van het weergeld en alle andere betalingen in geld uitgedrukt is, werden deze in werkelijkheid in belangrijke mate met eigendom betaal, daar niet zo veel geld in omloop was. Maar niet ieder vorm van eigendom werd ter betaling van weergeld aangenomen. Men nam graag vee aan. In een reeks van wetboeken is vastgelegd welk aantal van dieren [gewoonlijk koeien] men i.p.v. geld ter betaling an weergeld moest afgeven. Hiernaast kon men slaven, wapens, malievesten, land – en doeken afgeven. Ales, wat als compensatie gebruikt werd, moest van hoge kwaliteit en zonder gebreken zijn. Doch men treft ook andere inperkingen aan. Zo mocht bij de Noren als betaling van weergeld slechts erfelijk land afgegeven worden dat zich in het verloop van een reeks van generaties in het bezit van de familie’s bevond en praktisch onverkoopbaar bezit was. Verworven, ingekocht land – op welk de beperkingen van het erfland niet van toepassing waren – mocht men niet als weergeld afgeven. Blijkbaar laat zich hier een bijzondere verbinding tussen de familie en het weergeld zien. De compensatie, die men voor de gedode verwanten kreeg, veranderde zich niet in een object van onteigening – en het daartoe behorende land alsmede de onroerende goederen bleven in het voortdurende bezit van de familie. /

(3) Passim: Het weergeld was een teken van de verzoening van familie’s die in vete’s lagen. Gelijktijdig diende het als zichtbaar teken van de sociale toestand van de persoon voor wie betaald werd en zijn geslacht. Daar de geldsom of de andere rijkdommen, die in het moment van het vergelijk tussen de moordenaars en de verwanten van de moordenaars betaald werden, een zo belangrijke symbolische functie uitoefenden, onderlag het verkregen weergeld nauwelijks aan gebruik en werd ook niet vrij uitgegeven. Soms achterlieten mensen, wanneer ze stierven, naast andere dingen ook hun weergeld aan de kerk. In dit geval echter is niets bekend van moord of een soortgelijke misdaad die door weergeld werd verzoend. Daar in het testament de som die tegemoet komt aan het weergeld tamelijk veel aandacht krijgt, kan men aannemen dat deze betaling een bijzondere betekenis toegemeten krijgt; zij was op een bijzondere manier met de mens verbonden en drukte zijn maatschappelijke status uit. De landbezitters die de kloosters schenkingen in de vorm van land maakten, kochten het soms – nadat er enige tijd verstreken was – terug, nadat zij hun weergeld betaalden. Hier is de verbinding van betaling, die het leven van het individu beschermde, met zijn erfelijk bezit, duidelijk te herkennen.”

—————–

Plaats een reactie